Ik leef nog en ik schrijf nog
Goeiemorgen, een persoonlijke update.
Goeiemorgen vanuit café Sijf, het is 10:22, ik kom net van van Gennep vandaan waar ik ze een boek voor me uit België heb laten komen. Daarover straks meer, moet wel, dit boek zit al weken in mijn hoofd en nu eindelijk in mijn handen.
Ik wist dat ik naar deze plek zou gaan om te werken het moment dat ik er zat met twee vriendinnen, een uur voor sluitingstijd, twee weekenden geleden. Er brandden kaarsen op iedere tafel terwijl de hele kroeg volgestouwd zat en dat zei voor mij genoeg: de tijd staat hier stil. Ze weten hoe het moet hier, en dat is belangrijk. Een cappuccino van de CC aan de overkant smaakt wellicht beter maar daar is alles dan ook mee gezegd. Ik verlang naar authenticiteit, naar inspiratie, naar opgaan in een menigte waarin ik ook op kan gaan, waar ik voel dat ik begrepen word.
Ik herinner me vaag dat ik hier met mijn vader kipsatés gegeten heb, op het balkonnetje, ik was niet ouder dan tien. Het is alsof hier ieder moment de oude mannen van mijn oude werk binnen kunnen komen met wie ik het zo goed kon vinden, of mijn opa uit Schiedam of mijn opa uit Gouda, of mijn verloren oom en Feyenoord-hooligan, wie ook. Het brengt een interessante spanning in mijn onderbuik.
Ik ben eindelijk begonnen met schrijven. Dat was ik natuurlijk al maanden, maar dan zoekende: ik ging naar kantoor, of klapte ‘s avonds mijn laptop open in mijn kamer, ik dwong mezelf te schrijven. Ik probeerde een gevoel van enthousiasme en inspiratie aan mezelf op te dringen. Soms lukte dat kort. De avond dat ik dronken thuiskwam van drie daiquiri’s en ineens een paar A4’tjes eruit kotste. De ochtend dat het doodstil was in de pastorie en de zon door het open raam in mijn gezicht scheen en ik me bedacht hoe de nonnen er geleefd hadden. Soms lukte het, maar vaak niet. Dan kwam er droge kost uit, gespeend van levendigheid, als een schoolverslag.
Dat was ongelofelijk frustrerend zeker omdat ik in een schrijftraject zit wat om schrijven draait, omdat alle middelen er zijn, alles is er, alles is er behalve het verhaal. Meestal gaat dat zo met inspiratie natuurlijk, het is geen nieuw verhaal: hoe vaak ik wel niet met mijn mooie nieuwe penselen en verftubes voor een mooi nieuw stuk linnen gezeten heb, een leeg hoofd, een onbeweeglijk lichaam, starende tot ik het opgaf.
Het verschil met schrijven en schilderen is voor mij alleen dat schilderen een fysieke expressie kan zijn. Je kan je hoofd uitzetten en smijten met verf, strepen trekken, er potloden of krijt bij pakken, velletjes volkrassen, net zo lang totdat er een dans ontstaat. Dat gaat met schrijven niet. Ik kan moeilijk een wartaal uitslaan of in cijfers gaan typen en vervolgens geïnspireerd raken door het eindresultaat. Ik kan mijn hoofd niet volledig uitschakelen, een beetje misschien, maar niet volledig. Ik ben de hele tijd bewust van mezelf en van wat er onder mijn vingers ontstaat, zelfs al probeer ik intuïtief te schrijven. Dat is nieuw voor mij, enigszins. Schrijven deed ik vaak in opwellingen: ineens een gedicht uitspuwen in mijn notities op mijn telefoon, schrijven in mijn schetsboek tussen het tekenen door, of om beeld te versterken. Een enkele keer kroop ik achter mijn laptop voor iets groters. Nooit had ik er routinewerk van gemaakt.
Dus: het was even zoeken. En ineens is het daar. Ineens was het daar. Ik ging zitten achter mijn laptop, al de hele dag een opgekropte bal frustratie in mijn buik, mijn voet trilde en tikte tegen de tafelpoot aan, tranen welden op in mijn ogen zonder rede om zich te laten vallen, ik had geen honger, ik irriteerde me. Het gevoel alsof je een vaste roker bent zonder pakje sigaretten in je tas. Zenuwachtig en opgejaagd, en ik snapte niet waarom: de dag was normaal geweest, een vrije dag met niets op de planning, de dag die in het verschiet lag zou leuk worden, de dag die achter me laf was ook prima. Iets zocht een uitweg naar buiten, en ineens lukte het me om te typen, te typen en niet te stoppen met typen: 3000 woorden, zomaar ineens, en ik was verliefd. Alsof ik het niet zelf was die het gedaan had maar een ander.
Ik weet al sinds voor ik aan het traject begon, ik weet al sinds drie jaar geleden toen ik bij een sollicitatie ineens zei dat het mijn droom was om een boek te schrijven, waar dat boek over moet gaan. Ofnouja - ik heb een paar elementen in mijn hoofd die de hele tijd terugkomen, die ik niet los kan laten. Een vaste riedel. Maar het lukte me niet om er een verhaal van te breien, het lukte me niet om het los te laten en van een andere kant te bekijken, om het los te maken van mijn ego en mijn zelf en het op eigen benen te laten staan. Ik kon de manier gewoon niet vinden en alles wat ik bedacht was kut. Alles was geforceerd en niet echt. Mijn eigen idee lag me in de weg. Hier is een klein stukje uit de tekst die eruit kwam:
Soms denk ik dat ik het gelukkigst was toen ik nog ongelukkig was, en dat zijn gevaarlijke momenten. Er woedt een oorlog in mij al sinds ik klein ben tussen de constructie en destructie van mezelf. Het wisselt elkaar steeds af, wanneer de een wint maakt de ander een comeback.
Wanneer het goed gaat verveel ik me, wanneer het slecht gaat kan er kunst komen. Ik zoek naar een oplossing voor dit probleem, ben soms bang dat dit de vloek is die op mijn leven rust.
Het gaat goed en daar kan ik niet tegen.
Ik walg van mijn werk, ook wanneer het goed is. Ik zoek grenzen heb wanneer ik gedronken heb, het monster in mij dat bloed ruikt is blij dat ze aan wordt gezet, daar is tegenwoordig wijn voor nodig.
(…) Wanneer ik muziek luister uit die tijden dat zij de touwtjes in handen had, voel ik een vuur oplaaien in mijn buik. Het enige wat ik me kan bedenken is dat dit precies is wat ik nodig heb om te kunnen schrijven: deze verhalen, dit monster, ik kan het van me afschrijven. Zou je denken natuurlijk, maar blijkbaar is het verdomd moeilijk om in die gemoedstoestand te komen. Om het te schrijven zonder het te leven. Ik word er niet goed van, knauw aan mijn nagels, de tranen van frustratie schieten me constant in de ogen. Ik schrijf wel maar het gaat geen kant op.
Ik wil dat monster bereiken. Zij moet voor mij schrijven. Ze wil toch zo graag leven, gezien worden, doe het dan op die manier. Je mag los, ik laat je gaan, ik geef je witte pagina’s en een pen, vul die leegte toch op, dat is waar je zo goed in bent.
Sindsdien kan ik niet stoppen met typen. Wie weet gooi ik het over een maand in de vuilnisbak en kan ik weer van voor af aan beginnen, ook dat stuk van het proces ken ik al langer dan vandaag: maar dan is dat prima, want ik ben nu blij dat dit er is, dat er iets kriebelt, welkom, let’s go.
Het boek dat ik liet bestellen bij Van Gennep is deze: Prins Albert (prelude van een communist) door Alexander Deprez. Het moest uit België komen. Ik volg hem en zijn knappe getalenteerde vrouw Sarah Neutkens al een tijd op instagram, en toen ik ineens hoogte kreeg van de komst van dit boek, moest ik het hebben, ik heb er lang op gewacht. Eerst op het uitkomen ervan, vervolgens op het komen van het boek, ze hadden mijn emailadres per ongeluk weggegooid bij de boekhandel.
Soms zie je een werk en weet je dat het bij je hoort, dat je het hebben moet, dat je erin moet duiken en dat het je gaat veranderen, iets in je aan gaat zetten of stoten of schoppen. Dat had ik ook met Moeders.Heiligen van Dieuwertje Mertens, dat boek heeft mij op zijn kop gezet, en daarna moest ik haar ook als coach aanvragen toen we die keus kregen. Zij is het en geen ander.
Dat gevoel kreeg ik ook bij dit boek. Ik heb het nog niet eens gelezen, wie weet is het helemaal niks, maar ook dat kan nodig zijn. Ik voel het gewoon. Dus: tip!
OK dat was het wel. Ondertussen ben ik met een schilderij bezig en mijn archiefmap aan het doorspitten om oud werk weer op de foto te zetten en ik wil het ook gaan inlijsten. Ik verlang snakkend naar een beetje lente, een beetje zon. Ik ben nog maar een maand 25 jaar oud. Ik leef nog en ik schrijf nog.
XXXXX