Ik heb al mijn hele leven lang af en aan last van slaapproblemen. Wanneer ik in bed lig - maar eigenlijk vaak al vanaf het moment dat ik thuis kom en me in stilte bevind - heb ik het gevoel dat ik opgejaagd word, als een prooidier dat zijn lichaam overgeeft aan een overlevingsstand. Wat ik voor me zie is een scene in een film: ik ren door het bos, je hoort me steeds sneller en piepender ademen, een close-up shot waarin je het zweet over mijn voorhoofd ziet gutsen, mijn ogen snel van links naar rechts ziet gaan. Onheilspellende muziek waardoor je denkt dat het gevaar steeds dichter komt, me in zal halen, me bijna te pakken heeft. In het volgende shot is de muziek weg, sta ik stil in een open cirkel in het bos en draai me om: er is niets te zien. Ik word niet achtervolgd. Alles wat je hoort zijn de vogels die fluiten en ik die op adem komt.
Mijn leven is geen thriller die zich in het bos afspeelt en wat er eigenlijk gebeurd is dat dingen zich opstapelen, ik het niet kan overzien en na een maand ongeveer in huilen uitbarst en alles in een keer er uit laat vloeien. Dat is een grote opluchting, maar deze cyclus begint daarna gewoon weer opnieuw: ik zeg te weinig nee, ik geef mijn grenzen niet aan, ik kan niet bij mijn emoties komen en weet eigenlijk niet meer wat ik nou eigenlijk zelf wil en vind, omdat ik vooral door de brillen van andere mensen aan het kijken ben.
Buiten alle problemen van andere mensen om en verantwoordelijkheden van anderen waar ik mezelf mee opzadel, stapelt ook een was en een vaat zich op, het stof dat in de hoeken van de kamer ligt, kruimels die op het Perzisch tapijt vallen en planten die naar water snakken. Vrienden waarvan je bang bent dat ze verdwijnen als je geen tijd voor ze vrij maakt, tien vormen van social media waar je je gezicht moet blijven laten zien omdat je niet vergeten wil worden, familieleden die je ook graag opzadelen met hun rugzakken vol problemen. Er moet geld worden verdient, de koelkast moet gevuld worden, je moet iets uit je sportschoolabonnement halen, je moet, je moet, je moet…
Vaak beland ik in een denkpatroon waarin ik niet begrijp waarom ik nou zo moe ben, zo chagrijnig en geïrriteerd, waarom ik geen energie kan vinden voor de dingen die ik toch eigenlijk zo leuk zou moeten vinden? Ik denk terug aan de tijden dat ik jonger was en eindeloos geïnspireerd, overal ja op zei. Deze gedachtes brengen schaamte en schuldgevoelens, naar jezelf, naar de wereld. Schaamte omdat je zo geprivilegieerd bent dat je je druk kan maken over dit soort dingen, schaamte omdat het toch allemaal niet zo zwaar is, een ander het wel kan overzien. Schaamte dat je pas 25 bent en je al doodmoe voelt van niks. Schaamte omdat je ouders zich ook altijd de tering in werkten en nog naar jou moesten omkijken.
Niet gek dat je dan van de adem benomen wordt en met een te hoge hartslag in bed ligt.
Afgelopen week had ik weer zo’n moment: ik kwam laat thuis van werk, na het koken en eten ging ik op de bank zitten en ik staarde voor me uit. Ik wist inmiddels wel: diep ademhalen in de buik, voel welke emoties er op komen en waar in je lichaam ze zitten, geef ze een naam, erken dat ze er zijn. (Werkt beter dan scrollen op je telefoon, en liever een sneltreinvaart aan emoties erkennen op de bank, dan net voor je in slaap zou willen vallen.) Tranen wellen op, een knoop vormt zich in mijn buik of in mijn keel, alles komt tegelijk mijn hoofd binnen. Het zijn fijne momenten om te zoeken naar wat er onderdrukt wordt, naar wat je geen plek geeft, wat je wegstopt en negeert. Die emoties halen je toch altijd in, dus je kan ze maar beter toelaten, dat weet ik, en probeer ik mezelf ook te vertellen. Het doorbijten is gewoon moeilijk en eng.
Ik schrijf dit allemaal op omdat ik voor de verandering een doorbraak meemaakte in plaats van een paniekaanval omdat het me allemaal te veel werd, en omdat ik er heilig van overtuigd ben dat veel te veel mensen dealen met deze opgejaagdheid, stress, perfectionisme, faalangst, noem het maar op. Mijn specifieke problemen zullen niet relatable zijn, maar een hoop van ons bevinden zich in deze vicieuze cirkel van je slecht voelen en je beter willen voelen.
Er kwam frustratie in me op, boosheid, angst. Waarom zit ik hier op de bank met dit gevoel terwijl ik een lekkere werkdag heb gehad, gister nog een aantal tekeningen heb gemaakt en aan een schilderij verder heb gewerkt, eten heb gekookt, heb gelezen in mijn boek? Waarom voel ik alsof ik het gewicht van de wereld moet tillen terwijl ik op de bank zit met nul werkelijke problemen aan mijn hoofd? Is dit gevoel wel van mij?
Wat voor mij het beste werkt in zo’n moment is om snel iets op papier te zetten voordat het gevoel weer vertrokken is dat ik heb, dat kleine eurekamomentje, dat je iets onbekends bij een staartje hebt gepakt. Tussen duim en wijsvinger, en het is een glibberig ding. In een snelle tekening kwam het probleem voor mij naar voren: ik geef mijn grenzen niet aan.
Het is grappig hoe je jarenlang veel psychologie en filosofie kunt lezen, je kunt verdiepen in alle theorieën, en toch altijd weer vergeet wat de kern is, wat de meest simpele oplossingen zijn. Alsof het haast niet waar kan zijn dat dat het is, dat de kinderlijke jip-en-janneke uitleg eigenlijk de meest heldere is.
Ik heb geen foto van de tekening gemaakt, maar het zag er ongeveer zo uit: twee kamers worden van elkaar gescheiden met een dubbele gang. In de ene kamer ben ik, omringd door alles wat ik leuk en fijn vind, wat me bezighoud. Mijn hobby’s en passies, mijn vrienden, mijn werk, mijn huis, noem het maar op. In de andere ruimte staan mijn ouders en familieleden en donkere abstracte wolken van negativiteit. De tussengang heeft een deur waar alleen ik de sleutel van heb, en in deze lege verbinding tussen mijn wereld en de wereld van de negatieve externe invloeden is ruimte om even op adem te komen, desnoods een beschermend pak aan te trekken, voordat je je in het negatieve waad. En begrijp me niet verkeerd: het gaat hier niet om mijn eigen negatieve emoties of mijn eigen problemen, maar puur om het externe: de verantwoordelijkheden en lasten van anderen die ik normaal grenzeloos binnen laat komen. Het verdriet van van mijn moeder, de boosheid van mijn vader, de problemen van mijn opa en oma. Het humeur van de klant in de winkel, of de persoon die naast me zit in de bus. Het leed en de pijn van de dakloze die me aanspreekt. Dat negatieve hok zit propvol met mensen die, als de muur met de deur er niet zou zijn, allemaal bij mij in zouden trekken en me plat zouden walsen. Al mijn energie opzuigen. Ik zou ze allemaal willen helpen, alle problemen willen oplossen, voor hen allemaal nadenken en mee stressen. Me schuldig voelen dat het niet lukt. Me schuldig voelen dat ik ze niet kan helpen. Me schamen dat ik die problemen niet heb, dat het met mij wel goed gaat.
Klaar. Ineens snapte ik heel goed wat ik aan het doen ben. Het is niet zo dat ik mijn grenzen niet aan geef, het is zelfs zo dat ik niet eens weet wat grenzen zijn. Een lange tijd heb ik gedacht dat het verboden is om nee te zeggen of om geen helpende hand te bieden aan elke passant. Dat het echt niet kan om van mijn ouders problemen niet de mijne te maken, net zoals zij voor mij deden toen ik kind was. Dat ik op een werkdag iedere klant gezien en gehoord wilde laten voelen, uit angst dat ze een kutleven hebben en niemand anders het zou doen. Ik moet lachen, want lachwekkend is het wel: wie denk je wel niet dat je bent, God? The Almighty? De rol van de helper en de redder op je willen nemen is een logische rol wanneer je als kind bepaalde dingen meegemaakt hebt en dat is weer een verhaal voor later. Voor nu voel ik me door die domme tekening ineens bevrijd van honderd lasten, ineens begrijp ik dat ik deze muur heb, en dat ‘ie er ook mag zijn. Ik bepaal zelf wanneer ik me inlaat met andermans problemen, en niet andersom.
Dat duurde blijkbaar 25 jaar om te beseffen :-)
De dagen na dit besef kon ik ineens weer goed slapen en kwam de energie als vanzelf om dingen te ondernemen die ik leuk vind, maar vooral ook om meer te lachen, weer vrolijker en zorgelozer te zijn. Wat een verademing, alsof er een gewicht van vijfhonderd kilo van mijn schouders is gehaald. Vandaag is het maandag, ga deze week ook je muur optrekken tussen jouw leven en dat van anderen die buiten jou staan. Trek het beschermingspak aan als je met hen moet praten en gun het jezelf om je te focussen op jouw eigen lusten en lasten, daar heb je je handen vast al vol genoeg aan. Je hoeft de wereld niet te redden, niet vandaag en ook niet morgen.
XXX
wat super mooi en herkenbaar om te lezen Puck. Dat idee van kamertjes neem ik mee, a room of one’s own :-)
Herkenbaar, en fijn om te lezen. Het schuldgevoel is moeilijk te vermijden, maar idd, wie denk ik wel niet dat ik ben? Ik kan niet ieders problemen op lossen, en ieders zorgen op me nemen. Uiteindelijk schiet niemand daar wat mee op, en ik zelf al helemaal niet.